Eerder schreef ik over het Zeven ogen model in supervisie. Geboeid door de complexe rol die je als supervisor hebt om mee te kijken naar de kwaliteit van de beroepsbeoefening van je supervisant. Vaak is deze in een mensgericht beroep werkzaam als arts, therapeut, begeleider, coach, manager of bestuurder. Ik vat deze taak als supervisor en leersupervisor op met het perspectief gericht op de beroepsidentiteit van de supervisant en de kwaliteit van de begeleiding naar de klant.
In supervisie kijk ik mee als supervisor met de supervisant, naar diens beroepsuitoefening, een professional die zichzelf inzet. Het werkzame bestanddeel is dan de relatie, ook wel de alliantie of werkrelatie genoemd. Is de relatie helpend in het herstel van de klant.
Als supervisor kijk ik mee naar diens interventies, naar de relatie, naar de innerlijke ervaring van deze professional, naar het parallelproces met de doelgroep- team of organisatie – met de persoonlijke socialisatie, naar de relatie en het parallelproces tussen supervisant en supervisor, de innerlijke ervaring van de supervisant als startende professional en de bredere context van beroep of organisatie. in die zin spreek het Zeven ogen model me aan.
Meekijken met al deze ogen vraagt bewust in verbinding zijn met jezelf, met de ander en met de brede context. Jezelf op de onder- en bovenstroom kennen en blijven onderzoeken. Bewust zijn van wat in het ‘hier en nu’ en in het ’toen en daar’ beweegt. Dit gewaar zijn en expliciteren in de supervisie relatie.
Voor mij betekent het ook blijven leren, en blijven leren is blijven spelen. Onderzoeken, uitproberen, tegen het licht houden, bespreken in mijn intervisiegroep, schrijven, blijven lezen en speuren. op zoek naar sporen die mij verder helpen.
Zo kwam ik 2 artikelen tegen over de ontstaansgeschiedenis van supervisie. Een overzichtelijk artikel verschenen in het Tijdschrift begeleidingskunde van Louis van Kessel en artikel naar aanleiding van de supervisieopleiding voor gezins- en relatie therapeuten door Marian Ploegmakers-Brug
Beide artikelen bieden mij verbinding met de wortels van mijn beroep en zetten mij aan het denken over de bagage die startende professionals meekrijgen om zichzelf als instrument in de begeleiding in te zetten.
Mijn spelen is leren, mijn leren is spelen,
En waarom zou mij dan het leren vervelen?
Het lezen en schrijven verschaft mij vermaak.
Mijn hoepel, mijn priktol verruil ik voor boeken:
Ik wil in mijn prenten mijn tijdverdrijf zoeken;
’t Is wijsheid, ’t zijn deugden, naar welke ik haak.
(Van Alphen, 1787)